Eerste nieuwe podium-carrièreprijs is voor choreograaf Marc Vanrunxt.
Eigenzinnig doch bescheiden, met een hang naar zowel abstractie als punk: al 45 jaar puurt Marc Vanrunxt dans uit contrasten. “Ik zie vandaag een overdaad aan zelfexpressie.”
Wouter Hillaert voor DS | 9 september 2025
Vernieuwing én traditiebesef tekenden dinsdagavond de uitreiking van de sectorprijzen op Het Theaterfestival, precies zoals het oeuvre van Marc Vanrunxt zelf. In Nederland is zo’n jaarlijks gala voor de theaterwereld al jaren vaste prik, hier in Vlaanderen is het een nieuwigheid. En dat bleek in Gent toch even wennen, al die gecombineerde glorie in één uur.
Wellicht ook voor Vanrunxt zelf, toen die de hoofdvogel kreeg: een nieuwe Carrièreprijs, uitgereikt door een speciale jury en mee gedragen door de drie stadstheaters. Kort na zijn 65ste verjaardag is het zijn eerste onderscheiding ooit. “Ik ben daar nooit zo mee bezig geweest. Toen Het Theaterfestival me mailde, dacht ik eerst zelfs dat het fakenieuws was. Pas na twee dagen durfde ik te antwoorden.”
Vanrunxt is een generatiegenoot van Jan Fabre en Anne Teresa De Keersmaeker, maar heeft sinds 1982 altijd meer in de schaduw gewerkt. Met licht, muziek en vorm als scherpslijpers voor beweging. En met minimalisme als overtuiging. Vanrunxt noemt het “bevrijding van overlast, om op zoek te gaan naar de essentie”. Zijn dansers waren al queer nog voor iemand die term kende. Hij heeft ze altijd veel ruimte gegeven, om dan op zijn beurt ruimte te maken van dans.
“Jij kunt vijf minuten laten aanvoelen als de eeuwigheid en de eeuwigheid in vijf prachtige minuten persen”, zo loofde choreograaf Jan Martens zijn oeuvre op de uitreiking in NTGent. “Zoals jij ooit hongerde naar alles waar David Bowie naar verwees, ben jij mijn Bowie.”
Hoe kijk je vandaag terug op je beginjaren?
“De spirit van 1982 was dat je geen middelen had, maar wel ongelimiteerde mogelijkheden. Toen zaten we nog niet met dat woord ‘sector’. We moesten niet denken aan publiekscijfers of het publiek behagen. Het was één grote uitbarsting van energie, bijna zonder kader. Mijn eerste creaties speelden in leegstaande gebouwen, met wat je kon samenrapen, zonder loon. Sindsdien zijn er ongelooflijke stappen gezet naar de onvermijdelijke ‘professionalisering’. De cao podiumkunsten en het Kunstendecreet: dat waren mijlpalen. Maar toen was er meer vrijheid. Wat wij als maker deden, was daar een vorm aan proberen te geven.”
Je website benadrukt dat je werk ‘radicaal hedendaags’ is. Is daar ooit aan getwijfeld?
“Ik heb serieus wat tegenwind gehad: van dramaturgen, van de pers, van het publiek ook. Misschien is mijn grootste verdienste wel dat ik nooit heb opgegeven. En als ik eerlijk ben, is dat ook dankzij doorlopende overheidssteun. Ik heb veel kunstenaars onderweg zien uitvallen, maar ik kon echt iets uitbouwen. Dat helpt om elke productie echt opnieuw uit te vinden. Dat is wat mij drijft: nooit terugvallen op oude systemen of technieken. Tegelijk is er al zoveel vóór ons gebeurd dat ik dat graag meeneem. Als je die honderden eeuwen dansgeschiedenis abstraheert tot pure présence, wordt het vanzelf hedendaags. Anne-Mie Van Kerckhoven zei het ooit mooi: ‘Je hebt het verleden en de toekomst, en daartussen zit de eeuwigheid.’”
Hoe was het om de pensioengerechtigde leeftijd te bereiken?
“Op de vooravond van mijn 50ste verjaardag dacht ik echt dat ik de ochtend niet zou halen, maar sindsdien ben ik bevrijd van die angst. Ik ben wel blij dat mijn 65ste in een onpaar jaar valt. Ik hou van onpare jaren. Tegelijk ga ik er niet nog eens vijftien jaar bij doen. Ik ben heel dankbaar voor alles wat ik heb mogen doen en alle mensen met wie ik heb mogen werken, van dansers en componisten tot grafisch ontwerpers en managers. Op zeker moment moet het geld naar de jeugd gaan, hoe klein mijn deeltje ook maar is.”
Wat vind je van de huidige artistieke ontwikkelingen bij jonge makers?
“De splitsing tussen dans en theater verdwijnt, dat is boeiend. Er wordt veel meer vertrouwd op de kracht van beweging. Tegelijk zie ik een overdaad aan zelfexpressie. Uiteraard moet je als kunstenaar dingen uitdrukken, maar het is heel belangrijk in welke vorm dat gebeurt. Zelf heb ik persoonlijke zaken altijd proberen te mijden, zonder dat het daarom onpersoonlijk wordt. Er is ook een overdaad aan voorstellingen die verkocht moeten worden, dat vind ik steeds moeilijker. Ik wil niet meer op mijn knieën gaan zitten voor programmatoren. Dat geef ik ook mee aan studenten (Vanrunxt doceert op Kask, red.): creëer andere manieren en platformen, buiten de vaste systemen. Elke nieuwe productie is een masterclass in hoe het anders kan.”
