De een begon met een weddenschap in een café, de ander kreeg het met de paplepel mee. Comedian Yannick Noben en cabaretière Rosalie Custers vertellen over hun weg naar het podium en hoe die hen uiteindelijk naar c o r s o bracht. Twee makers, twee werelden en toch verrassend veel raakvlakken.

Yannick, jij zit al een tijdje in de comedy. Maar je komt uit een heel andere wereld. Vertel.
Yannick: “Ik was ontmijner in het Belgisch leger en ging op missie naar Afghanistan, Libanon en Zambia. Die 25 jaar in het leger zijn nog steeds een bron van inspiratie voor mijn comedyshows.”
“Je zou het niet zeggen, maar binnen militaire rangen zijn er veel comedians. Dat kan ook niet anders. Op buitenlandse missies breng je vijf maanden door met je collega's. Humor is dan een goede vorm van samenwerken en relativeren. Als officier had ik ook een leidinggevende functie en was dit een effectieve manier om mijn mensen te doen luisteren en te motiveren.”
Hoe ben je dan comedian geworden?
Yannick: “Ik heb op café een weddenschap gedaan, omdat ik altijd de grapjas uithing. Als ik dat vijf minuten op een podium deed, kreeg ik een fles rum. De enige plek waar ik zomaar een podium op kon, was een wedstrijd. En die heb ik gewonnen. Nu zijn we tien jaar later en kan ik ervan leven.”
Je bent nu fulltime comedian. Hoe was de weg daar naartoe?
Yannick: “Ik heb véél kilometers afgelegd. Na die wedstrijd deed ik vooral Open Mic-avonden in cafés’. Daarna speelde ik ook in line-ups in foyers, parochiezalen, circustenten... En voorprogramma’s van bekende comedians. Sinds drie jaar speel ik ook in culturele centra.”
“Het cafécircuit was een harde leerschool. Maar ik leerde het meest van schoolvoorstellingen. Jongeren uit de derde graad beroepsklassen zitten niet op jou te wachten en hebben een bullshit-radar van 4 milliseconden. Daar ben ik een betere comedian van geworden. Ondertussen ging ik ook naar een logopediste en bleef ik werken in de kazerne. Ik heb die tien jaar nuttig besteed, zeg maar.”

Rosalie, jij bent eigenlijk geboren voor cabaret hè?
Rosalie: “Misschien wel, ja. Ik volgde een cabaretopleiding in Nederland en studeerde af in de zomer van 2024. Dat was achteraf gezien geen verrassing. Mijn nonkel is van De Frivole Framboos en mijn papa is theatertechnicus bij Kommil Foo. Grote namen die mij keihard inspireren.”
“Op school leerde ik vooral hoe mijn eigen maakproces in elkaar zit. Maar het blijft een uitdaging om je plek te vinden buiten die veilige schoolomgeving. Het verschil met Yannick is dat ik eerst nog vier jaar voor medestudenten kon oefenen en niet meteen voor de leeuwen ben gegooid.”
“Tijdens mijn studies werd ik, heel per ongeluk, stadscomedian van Antwerpen. Daardoor deed ik ook ervaring op buiten school. Want dat is vaak de grootste stap. Het was even zoeken, maar ik ben blij dat ik mijn plek gevonden heb in het cabaret. En ondertussen heb ik ook een goede manager die weet in welke theaters jonge makers als ik welkom zijn.”
Je debuutvoorstelling heet VAAS. Wat ga je vertellen?
Rosalie: “Klopt, VAAS is mijn eerste echte eigen cabaretvoorstelling. Het gaat over hoe wij in Vlaanderen en in mijn eigen familie heel goed zijn in niet praten over dingen. Omdat ik vier jaar in Nederland studeerde, valt me dat nog harder op. In de voorstelling haal ik onderwerpen aan waarvan ik denk: ‘zou het niet veel makkelijker zijn als we daar allemaal niet zo moeilijk over zouden doen?’ Uit mijn eigen leven geplukt dus. Dat is voor elke maker anders natuurlijk, maar ik maak wel echt vanuit mijn eigen ervaring.”
Je speelt de première in c o r s o. Hoe is dat voor jou?
Rosalie: “Dat er überhaupt een zaal mijn première wou hosten was al prettig. Dat c o r s o dat wou doen, vond ik de max natuurlijk. Ik kom hier al jaren en kreeg ook al veel kansen. Zo kan ik hier repeteren. En als jongerenambassadeur sta ik mee voor en achter de schermen. Organiseren we een evenement, dan mag ik bijvoorbeeld presenteren. Dat soort dingen. Het voelt oprecht als een tweede thuis.”
Yannick, jij speelt een eindejaarsconferentie in c o r s o. Hoe kies je wat je wel of niet aankaart?
Yannick: “Dat is moeilijk hè. Weten waar ik mee mag lachen, dat is de dag van vandaag geen sinecure. Als comedian zoek ik altijd de grens op. Of beter gezegd, de grens van het publiek. Wat kan nog net? Want daar zit de spanning. Mijn humor is niet bepaald woke, maar altijd respectvol. Zo probeer ik dingen te relativeren of net subtiel aan te kaarten. Denk aan feminisme of racisme. Van een ex-militair verwachten mensen geen antiracismeboodschap en net daarom werkt het.”
Als comedian zoek ik altijd de grens op.Yannick Noben
Of beter gezegd, de grens van het publiek
Pak je een show anders aan dan 10 jaar geleden?
Yannick: “Volgens Van Peel pak ik het bijzonder militair aan. Met een vijftien stappenplan. Het grootste verschil met vroeger is de rode draad die eronder ligt. Als onervaren comedian is je show gefragmenteerd en minder samenhangend. Nu wil ik eerst weten wát ik wil vertellen. Dan pas verzin ik er mopjes rond. Daardoor is er meer samenhang tussen begin, midden en einde van mijn show. Op dat vlak neig ik wat meer naar cabaret, denk ik.”
Is dat zo, Rosalie?
Rosalie: “Ja. Bij cabaret is het doel een verhaal vertellen, vaak in een theatrale setting. Er wordt af en toe wel gelachen, maar humor is maar een van de middelen om dat verhaal te vertellen. Bij comedy is het doel net dat er gelachen wordt. Liefst op een bepaald tempo. Er moet een grapdichtheid zijn.”
Yannick: “Grapdichtheid gaat over het aantal grappen per minuut: elke twee zinnen moet er een kleine lach zijn, elke vijf zinnen een grote. De boodschap is ondergeschikt aan de reactie van het publiek. Bij cabaret is net de boodschap het belangrijkste.”

Waarin verschillen comedy en cabaret nog meer?
Rosalie: “Comedians treden vaak in line-ups op. Dat vind ik net leuk. Want vind ik er eentje minder goed, komen er nog zeven anderen.”
Yannick: "Dankzij die line-ups voelt het ook veiliger om een podium op te stappen, wat best wel wat moed vraagt. Als comedian sta je de eerste jaren maar acht minuten op het podium. Zo kan je honderden keren oefenen vóór je je eerste avondvullende show speelt. Een cabaretier moet meteen een uur vullen.”
Rosalie: “Ik speel wel try-outs natuurlijk. En bij elke try-out doe je inhoudelijk nieuwe inzichten op. Zowel de maker als de voorstelling maken een evolutie mee. Daardoor kom je inhoudelijk ergens anders uit dan in het begin.”
Zijn er ook gelijkenissen?
Rosalie: “Zowel in cabaret als comedy sta je als jezelf op het podium. Of als een versie van jezelf.”
Yannick: “We staan beiden op het podium om emoties los te weken bij het publiek. Bij cabaret komt er wel een breder spectrum aan emoties aan bod. Bij comedy is het eenduidiger. We gebruiken ook alle twee hoofdzakelijk taal. Of beter gezegd, we gebruiken verbale én non-verbale communicatie. Want de mop is maar 40%. Mimiek blijft belangrijk. En dat geldt ook voor cabaret.”
Bij cabaret is humor maareen van de middelen om het verhaal te vertellen. Bij comedy is het doel net dat er gelachen wordt.Rosalie Custers
Is er iets waar jullie nog van dromen als maker?
Rosalie: “Ik zou ooit graag een cabaretvoorstelling maken met muzikanten. Zoals Kommil Foo die op tournee gaat met jazzmuzikanten. Nu begeleid ik mezelf muzikaal tijdens de voorstelling. Maar ook zingen en mijn eigen muziek spelen zou leuk zijn.”
“Ik wil méér doen dan in mijn eentje mijn eigen cabaretvoorstellingen maken. Ik vind het leuk om te blijven combineren. Net daarom ga ik volgend seizoen een kindervoorstelling spelen. Zo’n dingen wil ik blijven doen.”
En jij Yannick, heb jij nog dromen?
Yannick: “Ik droomde acht jaar lang van een uitverkochte zaal, vol mensen die speciaal voor mij komen. Want daar denk je aan hè, als je in die cafés vol zatlappen optreedt. Dit jaar heb ik een tour van meer dan vijftig shows. Dus ik vind het goed zo. Elke zes maanden is een whatthefuck-moment.”
Je gelooft het bijna zelf niet.
Yannick: “Nee zot hè. Ik leef van mijn hobby. Dat op zich is al een hoogtepunt. Ik bracht nog nooit zoveel tijd door met mijn gezin. ‘s Avonds mag ik optreden en krijg ik een applaus en complimenten. Ik heb elke dag het gevoel dat het zaterdag is.”
“Als ik het in m'n vorige job verklootte, was ik mijn twee handen kwijt. Als ik het nu verkloot, zitten er norse mensen naar mij te staren. Als het dat maar is. Nu, ik ben nog maar sinds 1 januari fulltime comedian. Misschien komt hier binnen twee jaar sleur op. Maar dat lijkt me toch sterk.”


tekst: Shari Lima Marques