
Ik ben geen racist, maar…
Tegenwoordig is het woord racisme niet meer weg te denken uit onze woordenschat. De voorbije decennia hebben we geprobeerd te begrijpen wat die ‘superdiversiteit’ eigenlijk betekent. Woorden zoals inclusie en multiculturaliteit kleuren de beleidsnota’s van vele progressieve organisaties, en middelen werden vrijgemaakt om het samenleven in diversiteit te bevorderen.
In een steeds veranderlijke context proberen we groepen te doen samenleven onder één dak. Maar we merken dat die groepen vaak op zichzelf blijven bestaan, en dat bepaalde dynamieken het moeilijk maken om te streven naar één gedeelde nationale identiteit. België is vandaag doordrongen van migratieverhalen — verhalen die zich inmiddels genesteld hebben in zowel onze steden als landelijke gebieden. Wat twintig jaar geleden nog als een mogelijke meerwaarde werd gezien, wordt vandaag door velen als bedreiging ervaren.
“Dat kan toch niet goed eindigen,” hoor ik steeds vaker in de straten van Vlaanderen. "Dat multiculturele mengelmoes gaat toch ooit ontploffen. Het is eigenlijk echt een diversiteitsbom," wist een grootmoeder van 73 jaar me te vertellen. We zaten samen op een bankje in het park waar ik vaak wandel. Ik knikte beleefd, enigszins verbaasd. In mijn hoofd had ik al een beeld gevormd: een witte dame, Vlaams, geboren in een tijd van orde en zuiverheid. Tot ik besefte dat ik fout zat. De vrouw tegenover mij was een Marokkaanse moslima, hier al bijna vijftig jaar, haar hoofddoek strak om het hoofd geknoopt, boodschappentas aan haar voeten. Ze sprak over ‘de jongeren van vandaag’ alsof ze zelf nooit door diezelfde blik was bekeken.
Hoe moest ik aan haar uitleggen dat haar uitspraken — hoe goedbedoeld ook — wel degelijk racistisch overkwamen? Er was niets mis met de kritische vragen die ze stelde, maar eerder met haar woordkeuze. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ze een warme, geëngageerde vrouw is, iemand die zich al jaren inzet voor minderbedeelden in haar gemeenschap. Is zij dan eigenlijk stiekem een racist, hoor ik jullie denken?
Anderzijds hoor ik een tweede stem in mijn hoofd: “Kom, Moussa, je ziet overal racisme. Dat is toch ook ziekelijk?” De waarheid ligt zoals vaak ergens in het midden. Er is een verschil tussen een racistische uitspraak en een racist zijn. De woorden van mevrouw waren zonder twijfel problematisch, maar maken haar dat meteen tot een racist? Voor mij ligt de grens bij het moment waarop iemand bewust blijft vasthouden aan zulke uitspraken, nadat die op hun impact gewezen werd. Racisme begrijpen vraagt nuance, kennis, en vooral: zelfreflectie.
En daar wringt het schoentje. We wijzen graag met de vinger naar de ander, maar hoe vaak staan we zelf stil bij ons aandeel in het in stand houden van deze maatschappelijke ziekte? Hoe goed zijn wij eigenlijk echt — wij, de bakfietsmensen die ons brood kopen bij de Turkse bakker, maar heimelijk vrezen voor ons verlies aan comfort en zekerheid door een groeiende vraag naar gelijkheid en rechtvaardigheid?

“Ik ben geen racist, maar…” is een uitspraak die veel te vaak en veel te soepel uit monden rolt. Het wordt al snel goedgepraat door te verwijzen naar een zwarte partner, gemengde kinderen of een eigen migratieachtergrond. Alsof dat ons vrijpleit van het in stand houden van racistische structuren. Alsof we dan geen daden meer stellen die bijdragen aan uitsluiting.
We weten intussen dat racisme geen eeuwige waarheid is, maar een sociaal geconstrueerd fenomeen. Het ontstond in de context van het opkomende kapitalisme, toen Westerse staten en bedrijven de wereld wilden koloniseren en zwarte lichamen tot koopwaar maakten. Daarvoor hadden ze een theorie nodig die verklaarde waarom niet-witte mensen minderwaardig zouden zijn: de rassentheorie. Het is in dat ideologische kader dat het N-woord zijn oorsprong vindt.
Eeuwenlang werd tegen deze theorie en het systeem van ongelijkheid dat eruit voortvloeide gestreden. Die strijd heeft ertoe geleid dat velen vandaag bewuster omgaan met racisme, maar het maakte nog geen einde aan de ongelijkheid. De laatste veertig jaar zijn de rijken rijker geworden en de armen armer. Ook witte mensen ploeteren vandaag om rond te komen, eerbare beroepen als postbode of treinconducteur zijn gedegradeerd. En als ik zie dat ook zwarte mensen vandaag die beroepen uitoefenen, weet ik dat het niet komt omdat de sector diverser werd, maar omdat de arbeidsvoorwaarden verslechterd zijn.
Dat bewijzen ook de 500.000 langdurig zieken in ons land: mensen die bezweken zijn onder de druk van een economisch systeem dat geen ruimte laat voor adem. Dus op de vraag of er nu minder racisme is dan vroeger, antwoord ik: er zijn nu meer mensen die zich als ‘n****’ behandeld voelen — ongeacht hun huidskleur.
En dan is er die voorstelling: Ik ben geen racist, maar... Een voorstelling die dieper graaft, nuance aanbrengt en confronteert. Een avond vol gesprekken, performances en inzichten van experten. Geen kant-en-klare antwoorden, wel een uitnodiging tot zelfonderzoek. In het najaar strijkt de voorstelling neer op verschillende plekken in Vlaanderen. Kom kijken. Kom luisteren. Kom twijfelen. Want het is pas als we ook onszelf durven bevragen, dat er echte verandering mogelijk wordt.

Gecureerd door Don Moussa Pandzou met regie en vormgeving door Ayoub Sadik